Ik ben kapot. Bijna vier maanden geleden ben ik stukgevallen en ik word nooit meer heel. Er zijn inmiddels weer heel veel scherven aan elkaar geplakt, en op sommige plekken zijn de barsten al een beetje aan het vervagen, maar er blijft een gat.
Deze week is het leven weer begonnen. Althans dat heb ik besloten. Vanaf deze week probeer ik het leven weer op te pakken zoals het was. Gewoon weer werken, mijn mailtjes beantwoorden en plannen maken voor de muziek. Het is fijn om te doen en om bezig te zijn, maar het valt me zwaar. Ons hele leven is compleet veranderd en ineens moet ik zomaar weer mijn dagelijkse bezigheden hervatten. Elke ochtend opnieuw moet ik mijn best doen uit mijn bed te komen en de dag te beginnen. Allemaal zonder mijn kleine mooie vent die er gewoon had moeten zijn.
Ik ben erg verdrietig de laatste dagen. De tranen zitten constant achter mijn ogen en vallen soms ineens naar beneden. Soms maar heel even, maar soms komen ze uit mijn tenen en dan voelt het alsof ik verdrink in mijn eigen tranen.
Ook heb ik ineens meer last van de confrontatie met baby’s, kinderen en zwangere vrouwen. Ik had er eerst nog geen last van. Ik zag ze wel, en het viel me ook echt wel extra op, maar het kwam niet bij me binnen. De laatste dagen ineens wel.
Toen ik gisteren in de wachtkamer van het ziekenhuis zat, stond er een kinderwagen. Ik keek erin omdat ik nieuwsgierig was naar het kleintje maar ineens deed het zo vreselijk veel pijn dat ik de andere kant op moest kijken, ik kon het even niet aan. Ik hoorde het kindje kleine geluidjes maken en ze gingen door merg en been. Wat een vreselijk gat zit er van binnen….
Ik wil nog steeds het leven niet ontwijken, ben nog steeds niet jaloers en ook nog steeds blij voor anderen. Maar het is net alsof ik ineens uit mijn cocon ben gestapt en nu pas de grote boze wereld zie. Een wereld vol baby’s, en gelukkige mensen. Een wereld waarin ik altijd vrolijk mee huppelde en waarin ik nu ineens ontzettend mijn best moet doen voor een paar kleine stapjes.
Toch heb ik er al een flink aantal gezet de laatste tijd. Ik ga vrijwel zonder na te denken alleen de deur uit, ik lach, heb lol met vrienden, geniet van mijn man en kan weer heerlijk muziek maken. Het is ook allemaal echt, niets ervan is nep of gelogen. Maar het verschil is zo groot, het verschil tussen het gewone leven en het verdriet dat nog zo ontzettend aanwezig is. Ik word er zo vreselijk moe van.
Ik laat het verdriet niet zien aan de buitenwereld. Natuurlijk wel bij Ad, en ik schrijf er ook over, maar ik deel niet direct. Als ik bijvoorbeeld bij vrienden of familie ben vind ik het moeilijk om écht open en eerlijk te zijn. Ik praat wel veel en graag over Boris, zoals over dat hij zo mooi was en dat het allemaal zo oneerlijk is. Maar ik praat niet echt over mezelf. Niet vanuit het diepste diep. Niet over hoe vaak ik moet terug denken aan het allerergste moment dat ik zag dat onze lieve Boris dood was. En ook niet over dat ik hem zo vreselijk mis en constant aan hem moet denken. Ik zeg het niet hardop omdat ik bang ben voor de tranen en dat ik ze niet meer kan stoppen. Want als dat gebeurt ben ik liever alleen.
Ik leef het leven weer een beetje maar ik ben van binnen gebroken. Ik lach ook bijna elke dag, maar huil mezelf in slaap. Het is nog niet over en het gaat ook nooit over, het zal alleen beetje bij beetje iets beter worden.
Misschien moet ik mezelf iets beter beschermen. Niet zomaar gewoon weer alles doen, maar een beetje voorzichtig zijn met mezelf. Eerlijk zijn over dat het niet altijd goed gaat en het verdriet iets vaker mee naar buiten nemen of juist eventjes binnen blijven. Ik ben tenslotte nog maar pas gebroken en nog maar gedeeltelijk in elkaar gelijmd.
Ik ben kapot. Bijna vier maanden geleden ben ik stukgevallen en ik heb mezelf al aardig weer in elkaar gezet. Maar er is een stukje dat ik nooit meer terug kan zetten, het blijft een gat en het heeft scherpe randjes. Het betekent dat mijn zoon nooit meer terugkomt, en dat ik hem voor de rest van mijn leven elke dag moet missen. Het gat heeft wel de vorm van een hart, maar juist daarom doet het zo’n pijn. Ik kan er geen pleisters op plakken, want de tranen spoelen ze zo weer weg. Ik zal er maar mee moeten leren leven…
★